Denkproblemen

“Dan wil ik wat vertellen en kan ik wéér niet op het woord komen!”

“Ik ben het niet echt vergeten, want meestal weet ik het na een tijdje wel weer.”

“Ik merk dat ik het zonder agenda niet meer red!”

“Meerdere dingen tegelijk doen lukt me niet meer. Ik ben helemaal ”mono”.”

“Als we van onderwerp veranderen, kan ik het gesprek even niet meer volgen.”

Parkinsonmentaal - Denken

Wat is een denkproblem?

Denkproblemen (of cognitieve problemen) zijn problemen met aandacht en concentratie, geheugen, snelheid van denken en handelen, planning, kortdurend onthouden van informatie en controle over het gedrag. Bij het stellen van de diagnose Parkinson melden veel mensen dat zij problemen met het denken ervaren, zoals: snel afgeleid zijn, slecht kunnen organiseren, moeite met het vinden van de juiste woorden (woordvindproblemen), minder initiatief nemen, gevoelig zijn voor druk en stress, van alles kwijt zijn, dat veel dingen ze ontgaan. Deze problemen zijn allemaal terug te voeren naar een beperking van het kortetermijngeheugen en een haperende wil. Om dat te begrijpen staat hieronder de werking van het geheugen.

Het geheugen (zonder last van Parkinson)

Brein met geheugens

“Waar had ik mijn sleutel voor het laatst?” Iemand zonder Parkinson besteedt honderd dagen van het leven aan zoeken. Naar bril, portemonnee of sleutels. Je probeert te herinneren waar je het voor het laatst zag. Waarom heb je dat niet onthouden? Om dat te begrijpen, moet je eerst iets van het geheugen weten. Je geheugen is meer dan een kaartenbak met informatie. Je slaat niet alleen feiten op, maar al je zintuigen leggen herinneringen vast. Hoe iets ruikt, smaakt, voelt, klinkt, er uit ziet. Al die indrukken zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vandaar dat er een heleboel herinneringen in je opkomen als je plots weer de zeep ruikt die je oma altijd gebruikte. En ongetwijfeld weet je dan ook weer hoe je je voelde toen je bij je grootouders speelde. In de hersenen zitten miljarden zenuwcellen (neuronen), die met ontelbare verbindingen met elkaar kunnen communiceren. Een herinnering zit op veel verschillende plaatsen in de hersenen. Je onthoudt dingen doordat je hersenen nieuwe verbindingen leggen tussen neuronen. Als je je iets probeert te herinneren, moet je dus ook een heel netwerk van cellen aanspreken en niet een enkele cel. Hoe werkt dat geheugen precies, het onthouden van informatie? Dat gebeurt in drie fasen.

Fase 1
Sensorisch of zintuigelijk geheugen

Je krijgt via je zintuigen allerlei prikkels (sensorische informatie) vanuit je omgeving binnen: Geuren, smaak, geluiden, beelden, maar ook indrukken vanuit je lichaam zoals gevoelens. Kortom, een wirwar aan prikkels. Je sensorisch geheugen slaat die indrukken heel even op, voor maar drie tot vijf seconden. Je kunt niet al die informatie lang onthouden. Alleen belangrijke prikkels gaan door naar het kortetermijngeheugen. Het sensorisch geheugen werkt dus als een soort filter.

Fase 2
Kortetermijn- of werkgeheugen

Zintuigelijke prikkels waar je je aandacht op richt, komen via het sensorische geheugen in je kortetermijngeheugen (werkgeheugen). Gemiddeld kun je zeven dingen tegelijkertijd actief vasthouden in je kortetermijngeheugen. Na 10 seconden in het kortetermijngeheugen weet je nog 70%; na 30 seconden is dat nog maar 10%. De informatie vervaagt dus snel. Je probeert bijvoorbeeld een telefoonnummer te onthouden wat je intoetst op je telefoon. Deze getallen komen in je kortetermijngeheugen. Zo kun je net lang genoeg het telefoonnummer onthouden om het te draaien. Maar meteen erna weet je het nummer al niet meer. Het kortetermijngeheugen gebruik je ook als je een ingewikkelde rekensom uit je hoofd probeert te doen. Hiermee onthoud je de tussenuitkomsten die je net hebt uitgerekend. Als je iets hebt onthouden in je kortetermijngeheugen, onthoud je het nog niet persé voor langere tijd in je langetermijngeheugen.

Fase 3:
Langetermijngeheugen

Het langetermijngeheugen (onbewust geheugen) krijgt informatie vanuit het kortetermijngeheugen. De informatie wordt bewaard, zodat die op een later moment weer kan worden opgehaald. In het langetermijngeheugen sla je feiten en gebeurtenissen op (declaratief geheugen), maar ook hoe je iets moet doen (procedureel geheugen). Het langetermijngeheugen kan heel veel informatie opslaan. Deze informatie heb je lang niet allemaal bewust opgeslagen. Je onthoudt een heleboel zonder te weten dat dat zo is. Om informatie voor langere tijd op te slaan in het langetermijngeheugen, moet je er vaak wat meer aandacht aan besteden. Soms is het nodig om informatie vaker te herhalen, of om het in verband te brengen met andere dingen die je al weet. Een pincode is bijvoorbeeld gemakkelijker te onthouden wanneer deze je geboortedatum is, want je geboortedatum weet je al. Hierdoor komt de pincode makkelijker in het langetermijngeheugen terecht. Meer weten over de werking van het geheugen? 

Het geheugenprobleem bij Parkinson 

Een voorwaarde om iets te kunnen onthouden, is dat je de informatie op de één of andere manier ziet, hoort of voelt. Hiervoor is aandacht en concentratie nodig. Bij Parkinson verandert de werking van het kortetermijngeheugen en is dit snel overbelast. Dit heeft onder andere te maken met concentratie, want vaak zijn mensen afgeleid door hun eigen gedachten. Informatie en prikkels die binnenkomen via het sensorisch geheugen zijn sterk aanwezig en leiden af. Daardoor ben je minder goed in staat om tot de juiste gedachten of acties te komen. Kon je normaal zeven dingen onthouden, dan worden dat er minder; bijvoorbeeld nog maar vier. Voor je omgeving kan dit overkomen als een gebrek aan interesse; alsof je dat expres zo laat gebeuren. Je kunt je daar ook schuldig door voelen en je schamen. Die negatieve gevoelens zijn nergens voor nodig, want je brein laat je in de steek. Deze veranderingen in het werken van je geheugen, concentratie en aandacht, hebben een aantal praktische problemen tot gevolg. We hebben de vijf meest voorkomende probleemgebieden beschreven.

Scroll naar top