Ongeveer 1 tot 3 op de 10 personen met de ziekte van Parkinson krijgt op enig moment in het ziektebeloop te maken met problemen in het beheersen van de impulsen (gedragsontremming). Er zijn verschillende soorten van impulscontrolestoornissen, zoals hyperseksualiteit, en ontremd gedrag bij eten, gokken en kopen. Ook hebben mensen last van het herhaaldelijk en oncontroleerbaar uitvoeren van handelingen; het zogenoemde ‘punding’. Daarnaast kan er sprake zijn van het dopamine disregulatiesyndroom, een dwangmatig gebruik van dopamine.
De problemen komen door een reactie van het lichaam op de Parkinson medicatie. Dopamine-agonisten geven een groter risico tot ontremming dan Levodopa, maar ook bij Levodopa komt het vaak voor.
De gedragsontremmingen kunnen bij alle mensen met de ziekte van Parkinson voorkomen. Bekende risicofactoren zijn: het ontstaan van de ziekte van Parkinson op jongere leeftijd, verslaving (zelf of in de familie) en depressie. Punding en het dopamine disregulatiesyndroom komen meer voor bij mensen in een later stadium van Parkinson.
Het is een beladen onderwerp dat vaak wordt gemist in de behandelkamer. Mensen schamen zich er vaak voor of voelen zich schuldig dat zij zichzelf niet in de hand kunnen houden.
Als deze problemen bestaan, is het belangrijk om dit te bespreken met uw behandelaar, omdat het meestal nodig is om de medicatie aan te passen.